4.
De VOORZITTER. Ik zou aan den heer Harmsen willen vragen,of hij
rekening heeft gehouden met de werkelijkheid of met de geraamde
cijfers. Als wij de cijfers door U genoemd,aanhoudendan hebben wij
weer een tekort. Wij mogen echter niet leenen voor gewone uitgaven.
De heer HARMSEN. Ik heb teruggewerkt op dezelfde basis als waarop
burgemeester en Wethouders hun voorstel bouwden.
De VOORZITTER wijst er op,dat de raming voor 1926 onvoldoende
bleek, er is n.l. een tekort van f.150.000,-- op de begrooting 1926.
De heer HARMSEN vraagt hoe het dan was in vorige jaren.Eene raming
kan niet nauwkeurig zijn,maar moet toch worden gebaseerd op bekende
gegevens.
De heer VAN AS. Mijnheer de Voorzitter. Om verschillende redenen
die ik even wensch uiteen te zetten',zal ik stemmen tegen het voor
stel van Burgemeester en Wèthouders. Wat betreft het heffingspercen
tage van 4,kan ik U zeggen,dat ik wel eens gehoord heb van een gelei
delijke toename van het heffingspercentage,maar van eenC toename van
1-g- tot 4/£,daarvan heb ik tot op heden nog nooit gehoord. En als men
dit in andere plaatsen zou hooren.dan zou men er zich evenzoo goed
tegen verzetten als dat hier het geval is. Ik zou wel eens deze vraag
willen stellen. Waarom komt die toename zoo plotseling? Ik geloof,
dat het beter zou zijn geweest als Burgemeester en Wethouders met dit
voorstel Y/at eerder waren' gekomen. Als b.v. de begrooting op tijd was
geweest,dan had de zaak er nu heel anders voorgestaan. Ik heb hooren
zeggen.dat op het einde van April de begrooting reeds klaar lag.
Alleen de sluitposten ontbraken toen nog. Ik zal niet zeggen hoe ik
daartegen aan kijk. Maar het is toch een eigenaardige omstandigheid,
dat men in April wist,dat de begrooting zou kunnen worden voorgelegd
en dat men met het heffingspercentage eerst nu voor den dag komt.
Iemand,die nu aan eigen plaatselijke belasting naar het ihkomen
f.15,-- be taalt,be taalt in den vervolgö f. 40,--.Zij die f.75,-- be
taalden, be talen nu f.200,die van f.300,-- kunnen f.800,-- neer
leggen. Werkelijk de ontgoocheling zal nu v/el komen.En voor zoover
ik er tegen aan kijk,denk ik dat de onschuldige belastingbetalers
hebben op te brengen,datgene wat gedurende een zeer lange periode
niet is binnengekomen aan belastingen.
En daaraan zal het hoogste college,en dat is de Raad,zijn sanctie
moeten verleenen? Maar nu vraag ik toch eens wie van dat hoogste
college zal kunnen ver tellenhoe ineens die verhooging is gekomen.
Dat hoogste college zal,denk ik,moeite hebben om een uiteenzetting
te geven van de oorzaak ervan en toch vraagt men de stem van dat
hoogste college om straks zijn matten op te rollen en verder te gaan.
Ik zal enkeledingen eens noemen.Er is indertijd eens gevraagd
naar die f.22000,-- van den Gemeente-Ontvanger.Zijn diein de rekening
opgenomèn? Ja of neen? Er is toen alleen geantwoord,dat,wanneer die
f.22000,-- waren opgenomen,de zaak in orde was. Verder weten wij er
niets van. Want wie is in de gelegenheid om dat alles na te gaan?
Zijn b.v. de niet-betaalde plaatselijke inkomstenbelastingen,de niet-
betaalde vermakelijkheidsbelasting,de niet-betaalde legesgelden
oorzaak van het tekort? Hoe ik ook cijfer en hoe ik ook groepeer,ik
kan geen oplossing vinden. Duidelijk zal uiteengezet moeten worden,
hoe die plotselinge stijging naar voren is gekomen .Y/an t ik zal zeer
goed ingelicht moeten worden,wil ik mijn stem aan het voorstel geven.
De door Burgemeester en Wethouders verstrekte overzichten hebben
voor mij nul of geener waarde.Wij moeten hier in Bergen op Zoom voor
onszelf zorgen.De zaak waar het om gaat is deze. Zullen de belasting
betalers de verhooging kunnen betalen? Ja of neen? Uit v/elke oorzaak
ontstaat die verrassing? Op de eerste vraag antwoord ik: wel voor een
jaar,doch dan zal het tweede jaar een ander beeld moeten geven,terwyl
in het derde jaar alles weer hormaal zal moeten zijn.Om daartoe te
geraken, zullen v/ij met het uitbreidingssysteem moe ten ophouden en
ons tot het hoogst noodzakelijkste moeten beperken.
Ik vraag mij af,hoe heeft het Bestuur in 1926 de inkomsten zoo
kunnen verwaarloozen en zulke hooge uitgaven kunnen doen? Volgens
verklaring van een deskundigekunnen wij volstaan met een lager per
centage. Ik zou mijn stem kunnen geven aan een percentage van drie.
Het zal dan op den weg liggen om alle overbodige en niet noodzakelyke
uitgaven te verminderenopdat wij spoedig tot een verlaging van het
percentage tot 2y kunnen overgaan. Spreker Y/ijst ten slotte op art. 5