I
af de dingen, dan zou men in openbare vergadering niet meer kunnen
spreken over een punt, dat men misschien in de afdoelingsvcrgadcring
verge ten heeft
Overal gebeurt dat toch. Spreker kan nergens vinden waar het ver
boden is, dat een lid van don Raad na de behandeling van de begroo-
ting in afdeelingen, in openbare vergadering spreekt over andere
punten dan in de afdeelingen naar voren zijn gebracht. Vooral wanneer
dat- afaee lings onderzoek geschiedt zooals hier. Dat er dan in openbare
vergadering niets meer over de begrooting te zeggen zou zijn, wil er
bij spreker niet in. Vanneer nu een.behoorlijk afdeolingsonderzoek
had plaats gehad, dan zou spreker aan de zijde van den Voorzitter
s taan.
Het zal bekend zijn, zegt spreker, dat op zijn voorstel de afdee
lingen niet zijn getroldcen doch door den Voorzitter gevormd. Kennende
den toestand zooals die hier is vindt spreker het jammer, dat de
Commissies niet zoo samengesteld zijn, dat iedereen gevoegelijk deel
kon nemen aan de werkzaamheden.
Do heer JUTEN zegt tegen de notulen te zullen stemmen, omdat hij
niet de gelegenheid heeft gehad ze na te lezen.
De heer KEEPS meent, dat hst beter zal zijn de notulen aan te hou
den tot de volgende vergadering. De leden dio wijzigingen willen aan
brengen zijn dan oolc in de gelegenheid deze op schrift te stellen.
De VOORZITTER merkt op, dat de notulen volgens gebruik ter inzage
hebben gelegen en wel reeds vahaf Zaterdagmiddag.
Het is nu Vrijdagmiddag, zoodat dus ieder lid ruimschoots de gele
genheid heeft gehad aanmerkingen te maken en deze den Raad voor te
leggen. De heeren A.Vricns en Lauret hebben dit nagelaten, terwijl
de heer Juten geen gelegenheid heeft gehad ze na te zien. Alleen om
het motief van den heer Juten zou spreker kunnen adviseeren de goed
keuring aan te houden. Maar dan zijn de leden, die nu aanmerkingen
gemaakt hebben en wijzigingen willen aanbrengen verplicht deze wij
zigingen op schrift te stellen en ze tijdig aan den Voorzitter van
den x^aad voor de volgende vergadering te doen toekomen.
Aan den hoer ./alder wil spreker slechts mededeelen, wat de heer
J.P.J.Asselbergs in de vorige vergadering heeft gezegd, n.l. dat het-
onderzoek van do begrooting 1926 voor de toekomst van groot nut zou
blijken en het daarom te betreuren was, dat niet alle afdeelingen
aan het onderzoek hadden deelgenomen. Indien dus de behandeling van
de begrooting niet zoo vruchtbaar geweest is, als ze had kunnen zyn,
is dit te wijten aan die leden van den Raad, die het besluit van den
Raad niet geeerbiedigd hebben. Spreker wil er slechts op wijzen.dat
de hoeren daardoor zelf het gezag van den Raad ondermijnen.
Dan vraagt de heer Valder of spreker het recht heeft aan een li digi
dat de behandeling van de begrooting in de afdeelingen niet heeft
bijgewoond, tc weigeren inlichtingen te geven op vragen buiten de
punten, die in het centraal rapport behandeld.zijnSpreker laat even
daar of de wet het voorschrijft.
Haar men heeft ook nog de toepassing en uitlegging van de wet, een
"'adat" en een parlementair gebruik. Spreker wil wel zeggen, dat hij
in de meer dan 30 jaar, dat hij in het openbaar leven staat, geduren
de welken tijd hij lid is geweest van de Tweede Kamer en van den Raad
.van Rotterdam, in geen enkele vergadering van een van de colleges- 's
het beleefd heeft, dat door een lid punton ter sprake werden gebracht,
die niet in het centraal rapport of het voorloopig verslag aan de or
de/ waren gesteld. In de laatste zitting van den Raad van Amsterdam
was er een lid dat een punt ter sprake bracht, dat niet in het cen
traal rapport behandeld was en toen hebben èn do Burgemeester en ./et-
houder ,/ibaut "expressis verbis" gezegd, dat Burgemeester en /cthou
ders niet- geacht konden worden verplicht te fcijn bij de behandeling
van do begrooting in te gaan op punten, die door do loden werden ar
spreke gebracht buiten het centraal rapport, './anneer dit nu geldt
voor do leden van de Tweede Kamer en voor de leden van den Raad van
Amsterdam en Rotterdam, wanneer dit geldt voor iederen gemeenteraad,
dan vraagt spreker zich af, waarom geldt het dan niet voor den Raad
van Bergen op Zoom. './anneer de Raad niet besloten had een schrifte
lijke behandeling tc laten voorafgaan aan de mondelinge in openbare
vergadering, dan was het juist geweest, dat ieder lid de gelegenheid
had gehad elk punt ter sprake tc brengen. Maar spreker herhaalt, dat
nu de Raad besloten had de begrooting eerst te behandeling in afdec-