17
Deze advocaat heeft in de plaatselijke bladen een ingezonden stuk
geschreven, dat ik den leden van den Raad niet behoef voor te lezen,
maar waarvan ik e'e'n tyrade wil aanhalen om den Raad te overtuigen,
dat hij in deze aangelegenheid de grootst mogelijke voorzichtigheid
moet betrachten,
De advocaat schrijft dan: "Het komt mij voor, dat in dezen de Raad
niet juist door Burgemeester en Wethouders voorgelicht wordt en ik
ben overtuigd, dat in dezen nie t het Gemeentebelang, doch een persoon
lijke kwestie Burgemeester en Y/ethouders moveert."
Burgemeester en 'Wethouders hebben den eed gezworen vóór alles de
belangen van de Gemeente te behartigen. En wanneer het niet was dat
de heer Hartog dit geschreven had, zou ik me ten zeerste beleedigd
gevoelen, doordat ons aangewreven wordt, dat een persoonlijke lwestie
ons moveert
Het belang van de tegenpartij is toevertrouwd aan den advocaat der
tegenpartij
Het is misschien goed nader uiteen te zetten, hoe d'oor dezen advo-
caat1Heze aangelegenheid van de Gemeente is gehandeld. Deze advocaat
heeft zich namelijk niet ontzien een van de leden van het Dagelyksch
Bestuur mede te deelen, dat de advocaat van de Gemeente hem gezegd
zou hebben, dat de zaak voor de Gemeente er slecht voor stond en dat,
als onze advocaat geweten had, wat hij nu weet en Burgemeester en
Wethouders hem volkomen hadden ingelicht, onze advocaat ons niet zou
hebben geadviseerd deze procedure te voeren. Ik laat even daar het
buitengewone van het feit, dat de advocaat van de tegenpartij zich
wendt tot de andere partij buiten den rechtskundigen raadsman van die
partij om, maar dat hij vertelde, dat de advocaat van de gemeente
zelf de zaak voor de gemeente wanhopig en zwak vond kwam mij zoo
vreemd voor dat ik in de vergadering van Burgemeester en Y/ethouders
voorstelde onzen advocaat uit te noodigen in het college te komen,
teneinde hem de vraag te stellen: "Is het werkelijk waar, dat U gezegd
hebt, dat de zaak er zoo slecht voor staat en dat, wanneer U beter
was ingelicht, U tot het voeren van deze procedure niet zoudt hebben
geadviseerd En wat mij het meest verwonderde was, dat onze advocaat
die mededeeling kalm aanhoorde. Ik dacht dat in een dergelijk geval
de advocaat met verontwaardiging een dergelijke onwaarheid zou tegen
spreken. Onze advocaat zei, dat hij zijn menschen kennende, over deze
mededeeling heelemaal niet ontroerd kohzijn. Hij ontkende ook beslist
een en ander te hebben gezegd.
Haar aanleiding van het onderhoud, dat onze advocaat Mr.van Hasselt
met ons had, vre.ndde hij zich telefonisch tot Mr.Hartog en riep hij
hem ter verantwoording. En' daarop heeft Mrv.Hasselt ons weer opge
geid en deelde mee, dat Mr.Har tog een draai aan de zaak gaf. Wel had
Mr.Hartog nog gevraagd: "Heeft de betrokken wethouder ook niet mede
gedeeld, dat ik gezegd heb van den Burgemeester eh van Y/ethouder As-
selbergs, dat ze schoften zijn Onze advocaat Mrv.Hasselt heeft
daarop geantwoord: "Dat heb ik niet gehoord". "Hu dat heb ik ook ge
zegd" zei Mr.Hartog "en zeg hun dit maar". Mr.van Hasselt vroeg daar
op of het de bedoeling was, dat hij dit door zou geven. "Ja" was het
antwoord. Daarop heeft Mr.van Hasselt ons mededeeling gedaan van die
lieflijke kwalificatie en in de vergadering van Burgemeester en V/et-
houders heb ik de leden direct daarvan op hoogte gesteld. Ik heb toen
ook gezegd, dat wij met personen, die in een zakelijke aangelegen
heid zoo persoonlijk en zoo grof waren, voor de eer van het college
verplicht waren, ieder persoonlijk contact te weigeren, hetgeen be
sloten werd en ook genotuleerd. Hog geen 8 dagen daarna werd bij my
iemand aangediend die in deze aangelegenheid betrokken is en die om
een onderhoud gevraagd had en aan wien ik vooraf had medegedeeld dat
zijn onderhoud we1 geen resultaat zou hébben. Hij werd aangediend,^
maar hij liet zich aandienen met Mr.Hartog. En gedachtig het besluit
van Burgemeester en Wethouders heb ik natuurlijk geweigerd Mr.Hartog
te ontvangen, wat ik Mr.Har tog door den bode heb laten mededeelen.
Het onderhoud heeft plaats gehad met den betrokken persoon, natuur
lijk zonder resultaat. Hadien heb ik nog eenige vrienden van Mr.Har
tog gesproken, aan wien ik niet geaarzeld heb mijn bevreemding mede
te deelen over de wijze, waarop deze advocaat bij aangelegenheden,
bij processen waarin hij be trokken'was tegen de gemeente, handelde.
Laat ik eerst zeggen, dat de Raad niet zoo ontroerd behoeft te wezen