4.
rekening houden of niet,maar Burgemeester en Wethouders zouden in
hun plicht tekort schie ten ,v/anneer zij de begrooting aanboden zonder
daarbij de naar hun meening mogelijke wijze van dekking aan te geven.
Spreker deelt verder mede,dat hij zich voorsteltdat de vaststelling
van de rekening gelijktijdig met de behandeling van de begrooting
zal kunnen plaats vinden.
Spreker is ook van meening,dat het wel parlementair is,dat de
oude Raad de begrooting behandeltomdat hij over 8 van de 12 maanden
de verantwoordelijkheid draagt. Den leden, die een andere meening
hebben, verzoekt hij hiervan een voorstel te maken,opdat de Raad zich
kan uitsprekenSpreker deelt dan nog mede,hoe hij zich de behande
ling denktwaaruit blijkt.dat de openbare behandeling zal kunnen
geschieden op 1,2 en 3, en mogelijk op 5 Septemberzoodat den Raad
daarvoor alle tijd wordt gegeven.
De heer JUTEN blijft er bij,dat het in strijd is met de Gemeente
wet, de begrooting te gaan behandelen terwijl de rekening niet goed
gekeurd is. Ook vreest hij,dat de begrooting door den ouden Raad
afgerammeld zal worden.Dit schijnt de toeleg van den leider der ver
gadering.
De heer JALDER meende.dat men te weinig tijd zou hebben.Eigenlijk
lag in spreker's redeneering een zacht verwijt, dat de begrooting
niet eerder is aangeboden.
De heer JUTEN merkt nog op,dat de Voorzitter van hem een voorstel
verwacht om de begrooting door den nieuwen Raad te doen behandelen.
Hij weet echter,dat de koppen geteld zijn en zal daarom niet met het
voorstel komen.
De heer VAN AS zegt dan het voorstel van den heer Juten over te
hemen,omdat hij niet zoo beschroomd is.Spreker is overtuigd van de
groote belangrijkheid van de rekening 1925 en daar meer dan een jaar
telkens naar deze rekening is verwezen,vindt spreker het bezwaarlijk
de begrooting reeds te gaan behandelen vóo'r de rekening in behande
ling is genomen en vastgesteld. Spreker doet het voorstel de begroo
ting te doen behandelen door den nieuwen Raad.
De heeren JUTEN en VERBIEST steunen dit voorstel.
De heer VALUER stelt er zeer veel prijs op,dat de rekening 1925
goed behandeld en flink onder de oogen wordt gezienadvorehs de be-
grooting aan de orde komt,maar hij vermoedt,dat de commissie vrij
vlug zal kunnen afwerken en wel binnen een maand gereed zal zijn.
De opmerking van den heer Juten.dat de koppen geteld zijn,vindt
spreker een minder aangenaam gezegde van den heer Juten.dat niet
van pas komt.
De heer VERBIEST zegt tegen de behandeling van de begrooting door
den ouden Raad te zijn,omdat wethouder Asselbergs er niet meer is.
De heer KIEEE zegt zich te kunnen vereenigen met het voorstel van
den heer van As.
De heer HARMSEN vraagt,of er geen gelegenheid is het bezwaar van
de heeren,die het voorstel hebben ingediend,te ondervangen.Janneer
het verslag over de rekening 1925 kan worden uitgebracht voor de be
handeling van de begrootingis het bezwaar z.i. ondervangen.
De heer'JUTEN merkt op,dat de heer /alder hem verwijt,dat hij ge
zegd heeftdat de koppen ge tel zijn.Spreker bedoelt daar den heer
Val de r niet mee ,maar voornamelijk hen,die niet meer teruglceeren in
den nieuwen Raad.
De VOORZITTER merkt op,dat de heer Juten niet gelukkig schijnt
te zijn in zijn uitdrukkingenwanneer het er op aan komt over zijn
medeleden of over den Voorzitter iets te zeggen. De leden van den
Raad hebben allen denzelfden eed afgelegd als de heer Juten en die
hebben ze na te komen tot het laatste oogenblik,dat ze hier zitten.
Iedere daad, die door hen gesteld wordts tellen ze onder invloed van
dien eed.Spreker heeft dit reeds meerdere malen opgemerkt en het
doet hem genoegen.dat een lid van den Raad tegen de uitlating van
den heer Juten opkomt. In het verwij t dat de heer Juten gemaakt
heeft,zegt hij,dat de andere leden,die niet dezelfde mecning hebben
als hij,marionetten zijn.
De heer JUTEN: Dat zijn het ook.
De VOORZITTER roept den heer Juten,voor de eer van den Raad, tot
de orde
De heer LAURET protesteert tegen de uitlating van den heer Juten.