7 maar ook voor gemeenten. Het is daarom dat ik er de voorkeur aan gegeven zou hebben de rapporten in besloten vergadering te be handel en Ik heb mij echter ook afgevraagd of de Baad,na de begane in discretie' s nog wel vrij is om zijn beslissing te nemen over het al of niet in besloten vergadering behandelen der rapporten,en myn antwoord op die vraag is,dat,nu de Baad gehandicapt is geworden door de openbaarmaking van een belangrijk deel van den inhoud van het rapport der Commissie ad hoe,hij practisch daardoor gedwongen wordt tot openbare behandeling, zelfs al zou de Baad om andere redenen aan behandeling in besloten vergadering de voorkeur geven. Immers niets is zoo gevaarlijkniets werkt zoo funest voor de eer en den goeden naam van een gemeente,van personen en instellin gen dan halve waarheden of halve leugens,of waarheid en leugen dooreengemengd. Daarom,Mevrouw en Mijne Heeren,adviseer ik tot openbare behandeling der beide rapporten,terwijl ik de volle ver antwoorden jkheid voor de mogelijk nadeelige gevolgen daarvan bij voorbaat laad op die personen,welke het vertrouwelijk karakter der rapporten geschonden hebben. Ik zal thans eerst het woord geven aan den heer Beckers,die mij reeds eenige dagen geleden gevraagd heeft in deze aangelegen heid het eerst het woord te mogen voeren. De heer VAN AS vindt zulks een eigenaardigen gang van zaken en stelt er,als Voorzitter der Commissie ad hoe,prijs op het eerst te mogen spreken. Spreker meent in de eerste plaats zelf te moeten antwoorden op de inleiding van den Voorzitter. De heer BECKERS wil niet over het rapport spreken,doch alleen over de wijze waarop het ter kennis van het algemeen gekomen is. De VOORZITTER vindt dat hiertegen geen bezwaar bestaat en ver leent het woord aan den heer Beckers. De heer BECKERS: Als lid van de Commissie ad hoe voel ik mij verplicht ten sterkste te protesteeren over de wijze van indiening van het rapport en de behandeling. Wij leden van de Commissie heb ben van den Baad een vertrouwelijke opdracht ontvangen en hebben ons rapport vertrouwelijk bij den Baad ingediend,aan hem overlaten de het al of niet te publiceeren. Reeds voor de indiening bij den Raad werd mij gezegd,dat sommige ingezetenen niet-raadsleden kennis nadden genomen van den inhoud van het rapport. Ik beschouwde het als een gewoon Bergsch praatje en ik heb er dan ook geen aandacht aan geschonken,omdat ik meende te mogen rekenen op de vertrouwbaar heid der commissieleden. Ik moet er echter bijvoegen dat dit ver trouwen op het laatst eenigszins aan het wankelen is gebracht. Doze week werd mij het Dagblad van Noordbrabant bezorgdwaarvan de Redactie op de hoogte was van het rapport zoowel als van het ver weer der Natobank,en dat was dus een bewijs dat ook anderen op de hoogte war en van vertrouwel i jke stukken. Doze bewijzen van misbruik van vertrouwen maken,hebbennaar mijne overtuiging,het prestige van °n Raad een gevoeligen knak doen krijgen,wat zeker belemmerend werkt aan den vooruitgang onzer stad. Het gaat niet aan op derge lijke wijze het vertrouwen te beschamen,en ik acht het een eerezaak voor den Baad de personen te hooren noemen,die zich hieraan hebben schuldig gemaakt. Wanneer zou blijken dat een lid van de Commissie aan de openbaarmaking zou hebben medegewerktdan spijt het mij het rapport mede te hebben ondertoekend, daar er dan nooit de \7aardo aan gehecht kan worden,die wij meenden dat or aan gehecht moest worden. Meer wil er niet van zeggen. Ik hoop,Mijnheer de Voorzitter,dat U e middelen zult vinden,de personen te kunnen aanwijzen,die zich aan onbetrouwbaarheid hebben schuldig gemaakt opdat wij en de inge zetenen van Bergen op Zoom weten,wat we aan dergelijke raadsleden hebben. Do VOORZITTER vraagt of de heer Walder over deze zaak ook nog het woord wenscht. De heer WALDER wijst het gesprokene door den heer Beckers af en staat het woord gaarne af aan den Voorzitter der Commissie,met welke spreker zich alsnog homogeen gevoelt. De heer BOSCHMAN wilde als nestor van den Baad eveneens over eze zaak spreken.Daar de heer Beckers,lid der Commissie,zulks reeds deed,acht spreker het verder overbodig,doch hoopt dat de Voorzitter ao middelen za.1 vinden om den waren schuldige op te sporen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1926 | | pagina 8