12.
hot eon groot© warboel was bij don Ontvanger. Het schrijven luidt
Amsterdam, 27 October 1921.
n Don 3dolachtbaren Heeren Burgemeester Wethouders
n der gemeente Bergen op Zoom,
n Edelachtbare Hoeren,
li Wij schreven verscheidene malen aan den gemeente—ontvanger Uwer
"gemeente en verzochten hom het saldo waarvoor Uwe gemeente in
"onze boeken debet staat,te willen afdekken.
Tot dusverre mochten wij geen remise namens Uwe gemeente ont
vangen.Wij richten daarom ons verzoek tot U en doelen U mede,dat
"£ot debet-saldoongeacht de rentemoment eel f.87880.30 bedraagt.
"Wij zien Uwe remise gaarne tegemoet en verblijven
ii Hoogachtend
Amsterdamsche Bank."
Was dit schrijven binnengekomen bij de Commissie van financiën,
dan zou deze de zaak hebben laten onderzoeken. Spreker kan er niet
overheen,dat het Dagelijksch Bestuur uit die dagenwaarvan thans
nog een lid zitting heeft,den brief zonder meer heeft aangenomen.
Misschien heeft men den ontvanger er iets van gezegd en deze heeft
de zaak op den ouden voet voortgezet .Bat teekent weer de mentali
teit van het Dagelijksch Bestuur uit die dagen.Men trok zich van het
schrijven verder niets aan.Ook door den secretaris is er indertijd
op gewezen,dat de zaak bij den ontvanger niet in orde was.Ook dit
is zonder resultaat gebleven.
Be VOOEZITTEE zal even het origineele schrijven laten halen.
Misschien komt er een aanteekening op voor,welke nadere aanwijzing
geeft.
De Voorzitter schorst de vergadering voor eemge minuten.
Be Vergadering wordt heropend.
De VOOEZITTEE heeft nu den origineel en brief. Zo dateert van^
27 October en is ingekomen 29 October.Ook heeft spreker voor zich
de notulen van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van
4 November 1921 in welke vergadering tegenwoordig waren Burgemees
ter HulshofWethouder Verlinden,tijdelijk Wethouder Horsten en
secretaris van LiemptOnder punt 6 van de agenda staat de onder-
havigc brief vermeld. En or achter staat: "wordt besloten don brief
in handen te stellen van don gemeente-ontvanger." Deze brief is
gevonden bij de correspondentie van den gemeente-ontvanger en is
blijkbaar nooit- meer bij Burgemeester en Wethouders teruggekomen.
Nu weet spreker niet welke stappen door den ontvanger naar aanlei
ding van het schrijven zijn gedaan, om den achterstand aan te zui
veren.In ieder geval blijkt wel,dat de gemeente-ontvanger geen
rekening-courant had zonder dat het Dagelijksch Bestuur het wist.
Er blijkt ook uit, dat het niet aangaat den gemeente-ontvanger aan
sprakelijk te stellen voor de rente, die op die schuld van de ge
meente gevallen is. a
De heer VEIENS zegt dat door den heer Juten is opgemerktdat ae
Amsterdamsche Bank mede schuldig is aan de gepleegde fraude,maar
door dit schrijven aan het Dagelijksch Bestuur gericht,is de Bank
toch verantwoord. In het accountantsrapport wordt gezegd, dat het
gemeentebestuur onkundig was,maar hieruit blijkt toch wel voldoende
dat het accountantsrapport op dit punt niet juist is. Spreker
heeftjden directeur van de Bank gesproken en gezegd dat het niet
aangaatdat een bankinstelling zoo'n zaak van jaar tot jaar laat
loppen.Door het door den heer Walder voorgelezen schrijven gaat de
Bank m.i. echter vrij uit.Spreker wil vragen of ook de andere Ban
ken een dergelijk schrijven hebben ingezonden.
Do heer VAN AS wil er,naar aanleiding van de besprekingeneven
attent op maken dat er dus in 1921 iets is uitgelekt en dat het
Dagelijksch Bestuur uit die dagen in elk geval wist dat er zoo'n
groote schuld was bij do Amsterdamsche Bank. Spreker wil vastgelegd
zien,dat het Dagelijksch Bestuur van 1921 reeds wist,dat de zaak
er niet zuiver voor stond.
De hoer BECKEBS gaat niet accoord met de beschuldiging door den
heer Juten geuit. Spreker zou zich net de motie van den heer Juten
hebben kunnen veroenigenmaar door het bekend wordon van don brief
van de Amsterdamsche Bank kan z.i. do motie gerust vervallen.