•- - v - UC 1 Zni:. 5. voor ter verantwoording geroepen en dan verdedigt hij zich op de vol gende geniale wijze. Ten eerste zegt hij, heb ik geen vaas geleend; ten tweede was de scheur er in toen ik hem kreeg en ten derde was hij heel toen ik hem terugbracht. Zoo lijkt de gehcele verdediging van den heer Verlinden. Spreker merkt vervolgens op, dat de Voorzitter in zijn redo heeft aangehaald de notulen van de afscheidvcrgadoring van Burgemeester Hulshof. Daarin was gesproken door den heer Verlinden namens den Raad cn door den heer van Hasselt als oudste raadslid namens den Raad. Dat is echter niet geheel juist en de Voorzitter zal ook wel gelezen hebben, wat spreker toen gezegd heeft. Hij is van mcening, dat men bij het afscheid nemen van iemand, met wicn men veel v.ver hoop gelegen heeft, dezen daarom nog geen ezelstrap moet nageven. Spreker haalt aan wat hij bij het afscheid heeft gezegd cn meent, dat daaruit mag wo'rdcn afgeleid, dat naar zijn mcening de toestand niet in orde was. Dan wil spreker het nog hebben over de volgens den Voorzitter '""troebele" kwestie van de vermakelijkheidsbelasting. Uit een troebele kwestie is moeilijk een conclusie te trekken, maar naar sprekersi mcening moet de kwestie wanneer ze troebel is, toch opgehelderd worden. En dan is er volgens hem maar.cén oplos sing cn dat is: de stukken in handen geven van den Officier van •Justitie. De Voorzitter heeft wel gezegd, dat geen aanklacht moge lijk is en de Gemeente de verordening op do vermakelijkheidsbe lasting had moeten toepassen, maar zoo staat z.i. deze kwestie niet. De gelden zijn door dcr^Cunstkring verantwoord, dat staat vast, maar op weg van den Kunstkring naar den Ontvanger zijn ze verdui sterd. Door wie is dat gebeurd Door den man, die de gelden van den Kunstkring ontving en zo niet afdroeg. De heer Verlindcn ontving de gelden als tusschonpcrsoon, maar hij hoeft ze niet afgedragen aan den Ontvanger. Spreker meent daarom dat de desbetreffende stukken aan den Officier van Justitie moeten worden overgelegd om aan alles een einde te maken. Dit is in het belang van den persoon in kwestie. Zoolang geen zuiverheid in deze zaak is gebracht, zal er naar spre ker» meening altijd iets van blijven hangen. Spreker wenscht er niet aan mede te werken, dat iets troebel blijft. Door den Voorzit ter is ook gezegd, dat do pers mede-schuldige is en objectiviteit mist, ook hierop wil spreker even ingaan. De VOORZITTER meent dat het niet op den weg ligt van den Raad om met den Voorzitter te gaan dobatccrcn over de wijze waarop dc pers haar taak heeft uitgeoefend. Persoonlijk heeft hij er niets tegen, maar op die wijze kan men wel dagen blijven dcbatceren Dc heer WALDER wil toch aangaande de pers nog iets zoggen. V/at dc Voorzitter hieromtrent heeft gezegd en aangetoond mist volgens spreker alle objectiviteit. Wanneer de Voorzitter het er bij had gelaten, te zoggen dat do pers mede schuldig was cn objectiviteit mist, dan had spreker hem gesteund. Maar direct illustreerde de Voorzitter zijn partijdigheid door enkele stukken te gaan citeercn uit de Avondster van 1919. "Wanneer de Voorzitter enkele jaargangen van het andere plaatselijke blad had laten nagaan, zou hij ook ver schillende bewijzen hebben kunnen vinden van een slechte opvoeding van het publick. Spreker haalt enkele staaltjes can en meent dat de Voorzitter gerust beide bladen had kunnen noemen. Door dit niet tc doen is de Voorzitter partijdig geweest. Spreker heeft hiermede willen aantooncn, dat dc publieke opvoeding van het eene blad ze ker niet hooger staat als van hot andere. Dc Voorzitter beroept er zich altijd op oen goede leerling tc zijn van Mr. Zimmerman, nu meestert hij over den Raad en het komt spreker voor, dat wanneer dc leden goede leerlingen van den Voorzitter blijken, zij minder goe de bestuurders zullen zijn. De heer KIEPE vraagt of men niet bij dc behandeling van het rap port kan blijven. Wat tot nu toe besproken is, zijn allemaal ne venkwesties De VOORZITTER merkt op, dat hij er rekening mee hooft tc houden dat dc Raad een Commissie ad hoe benoemd neeft cn hij dc meest ruime opvatting heeft te betrachten. Vooral omdat, reeds geruimen tijd geleden geschreven en gezegd is, dat dc Voorzitter van den Raad het rapport wel kapot zou maken en de leden van de Commissie ad hoc zou afdrogen, laat spreker voo-r de volle honderd procent ruimte a.an de Commissie ad hoe en hij zal wel zorgen, dat hem geen-verwijt kan treffen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1926 | | pagina 82