31.
•Officier van Justitie to Breda der onderzoek of er voor don straf-
"rcchtor al of niot redon is tot ingrijpen;
En gaat over tot do ordo van don aag."
Dg V00R2ITTEB: U zult moeten komen met een duidelijk omschre
ven aanklacht. De Officier zal anders niet tot een onderzool: kun
nen overgaan.Bovendien is deze motie overbodig,dadr do andere
motie reeds inhoudt dat H.P.M.Verlinden is oneerlijk,gezien zijn
tekortkomingen inzake de vermakelijkheidsbelasting.
De heer WALDER vindt het toch - mede in het belang van den heer
Verlinden zelf - wenscheli jk,dat een aanklacht wordt ingediend.
De VOORZITTER: Hetgeen de heer Walder wil,kan niet worden uit
gevoerd, daar de Officier van Justitie zeer terecht zal opmerken,
dat de gemeente de verordening op de invordering der vermakelijk
heidsbelasting moet toepassen.De Officier van Justitie is £>een
loopjongen van den Raad. De Officier kan wel optreden als hij een
duidelijk omschreven aanklacht krijgt.
De heer WALDER: Die kunnen wij toch wel maken.
De VOORZITTER! De Officier van Justitie zal zeggen dat men een
voudig de verordening op de invordering moet toepassen.
De heer A.VRIENS kan,na de uitvoerige toelichting van den
Voorzitter der Commissie en de aanvulling van den heer Walder,
heel kort zijn. Spreker zegt dat de Voorzitter heeft verteld dat
hij de heeren van Liempt en Verlinden in de vergadering van Bur
gemeester en Wethouders er op gewezen heeft,dat zij hun belasting
nog moesten betalen.Het viel spreker op, dat de verklaring van den
een zoo geheel anders was als aio van den ander. De secretaris
zeide dat hij niet instond voor de slordigheid van den ontvanger.
De heer Verlinden was politieker en zei dat hij de zaak thuis zou
onderzoeken en als hij niets kon vinden, zou hij alsnog betalen.
Er is ook gezegd,dat er nooit een aanmaning is gestuurdSpreker
meent juistjdat dit kWGm door den invloed, dien de heer Verlinden
op zijn ondergeschikten uitoefende. Spreker wil ook nog even op-»
merken dat,toen Verlinden na er op gewezen te zijn dat hij zijn
belasting nog niet betaald had, de biljetten voor zijn raam heeft
gehangen.De opmerking werd toen echter al spoedig gemaakt,dat
beide biljetten op denzelfden datum betaald waren.Daarna zijn die
biljetten plotseling verdwenen.Verder hebben we nog den kroon
getuige de Meulemeostervan vri.cn zooveel ophef wordt gemaakt in
de zaak tegen van Liempt.Er wordt nu eonslgezegd, dat men aan die
verklaringen geen waarde kan hechten, dan weer neemt men ze voor
waar aan. Men zejgt nu ook wei, dat-de ontvanger deze posten heeft
geboekt als ontvangenmaar spreker wil er op wijzen dat de ont
vanger verklaard heeft dat hij deze te goeddrtrouw boekte.De ont
vanger heeft bekend nooit een cent ontvangen te hebben. Ook wil
spreker er nog de aandacht op vestigen,dat de hoer Verlinden toch
gedurende langen tijd loco-burgemeester is geweest.Er zullen dus
onder zijn beheer ook wel kasopnamen geschied zijn.En als hij
zich dan de moeite getroost had,om eens enkele dingen na te tellen
don ware het voor hem toch maar een klein kunstje geweest om to
constateeren dat de zaken niet klopten.
Spreker wil ook nog iets zeggen over do vormakclijlcheidsbelas-
ting. De heer Verlinden zegt in zijn schrijven aan de Commissie
van 7 November hot volgende: "Voor wat de overige stortingsbewyzon
betreft,door U niet genoemd,ben ik bereid deze oveneens uit mijne
administratie te doen lichten,wanneer ik do bedragen van U mag
vernemen,daarhet anders een blind zoeken is." Spreker vraagt zich
afhoe de administratie van den heer Verlinden is ingericht, als
hij eerst de quitanties uit zijn administratie kan lichten, als hij
de bedragen weet.Maar misschien had de heer Verlinden,indien hij
de bedragen wist,wel kwitanties gekregen van den gewezen ontvanger
Want het is toch bekend,dat hij met den gewezen ontvanger na
kantooruren op de secretarie is geweest.
Ten slotte wijst spreker nog op de hooge posten voor drukwerk
door den heer Verlinden aan den Kunstkring geleverd.
De heer VERBINDEN: De heer van As zegt dat ik het procesverbaal
van kasopname van het vierde kwartaal 1919 wol heb ondorteokend
ofschoon ik zou hebben volgehoud en, dat ik dat niet heb gedaan. Ik
heb reeds gezegd, dat ik mijn woorden, voor wat betreft het proces
verbaal van kasopnamo 4e kwartaal 1919, terugnam.Maar ik heb or aan