11. verschil tusschen ambtenaren en bestuurders en de gewone burgers. Spralc de Raad zich uit zooals de voorsteller van de motie dat wenscht, dan zou zulks de eerste stap zijn op een hellend vlak. De consequenties zouden niet te overzien zijn. Het bestaan der pu bliekrechtelijke bestuurslichamen zou worden bedreigd. Wanneer er over particuliere aangelegenheden van de leden van den Raad in den Raad zou mogen worden gesproken, dan zou men ooi mogen bespreken niet- alleen de belastingschuld, maar ooi e-.. c„n dere particuliere schuld van bostuurderen of ambtenaren. Dan zou een onderworp van bespreking kunnen uitmaken de vraag cf ae Bnrgc-- meester zijn balclcer vel Detealt. spreker haalt nog andere derge- Hike voorbeelden aan om te demonstrecren, hoe funest het zou j indien dc Raad de motie aannam. Het werken van den Raad zou onmo gelijk worden. De bedoeling van de motie begrijpt spreke r_ och uor zeer goed. Hij stelt daarom voor om te beraadslagen over de vraag of Wethouder Vcrlindcn misbruik gemaakt heeft van .zijn ambt, om niet betaalde belasting als betaald geboekt te krijgen. Dit is zelfs een vraag die niet alleen besproken mag, maar ook moet worden. Want in hoofdstuk 5 van het Rapport der Commissie wordt ten opzichte van Wethouder Verlinden terecht of ten onreclitc een dergelijke beschuldiging geuit. hot De heer VAN AS wcnscht echter uitgemaakt te zien of de Rc-t;d hc. belastingbetalen door ambtene.ren en bestuurders als een pnve gelegenheid wenscht beschouwd te zich. Voorts merkt spreker op dr.t de Voorzitter gespro.een V. lastingplicht tegenover den Staat. Maar het gaat hier om ^ooïzittfr schuld ten opzichte van de stad. De vergelijking van den Voorzitter SrjaDeêombtenaren'en bestuurders hebben de verordeningen zelf helpen maken'de invordering der belastingen geschiedde door do ambtenaren, die dé ondergeschikten van de bestuurders zijn. Daarin ligt juist misbruik van het ambt. Nogmaals, spreker en dc geheele Commissie wcnscht uitgemaakt te zien de vraag of het betalen van belasting in de jaren, toen de invordering nog door en vanwege dc gemeen ep^a s had, een privé aangelegenheid was. De Commissie wenscht di ui maakt te zien, mede met het oog op de verweren van de am ern.ron. De heer WALDER geeft te kennen dat hij het met de zienswijz van den vorigen spreker eens is. uit spreker haalt een voorbeeld aan van een Rijksambtenaar, stel van betaling zijner belastingschuld kwam vragen. Deze ^oeg ten antwoord, dat het een eerste plicht van een embten^r is om zijn belasting op tijd te voldoen. Spreker legt zich neer bij deze ul_& spraak, welke naar hij meent van den Minister van Justitie aas. ambtenaar, die zijn brood aan de gemeente verdient, mo hij zijn schulden tegenover de gemconte stipt vo-doct. Spreker wijst er voorts nog op dat deambtenaren en een pestuur der niet voorkwamen op de lijsten van oninoare pos en. e s. er kwestie kwam werd er betaald. Spreker is verdor oo.. v.- dat er onderscheid moet worden gemaakt tusschen het e w. en v belasting ten tijde dat de inning door de gemeente geschiedde e ten tijde, dat deze vanwege het Rijk plaats had. Jethou ^r s bergs wees er gisteren bij do questie de Groot nog op, - een broer van dezen zijn belasting niet had betaald. De VOORZITTER vraagt of men dus meent over het niet oi net niet tijdig belastingbetalen door een ambtenaar of bestuuraer, 1 den Raad een interpellatie te kunnen houden. De heer VAN AS geeft als zijn meening te kennen dat, wanneer zou blijken dat een ambtenaar of bestuurder zijn belasting ^ie- of een paar jaar te laat betaald had, een interpellatie m den Raad zeer zeker op zijn plaats zou zijn. De heer ASSELBERGS-JIEGERINCK zegt, dat het niet tot hem door dringt, waarom er onderscheid moet worden genaak jj-J 10 H t n_ van belasting. Een ieder heeft zonder meer den plicht zijn boHs ,i g te betalen, afgezien van het feit of hij een ambtenaar, bestuur der of burger zonder meer is. Wordt belasting niet of niet tijdig betaala dan zijn er z,i. twee schuldigen: de niet-bctaler en de ontvanger. •aa^s dan echter de hoofdschuldige. Hij is belast met de richtige ïmorde

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1926 | | pagina 49