O
10.
hoor van As als Voorzitter gezegd is, dat thans nog verschillende de-
scheiden onder zijne "berusting zijn. Wanneer zulks door den Raad go-
vraagd wordt, zal spreker ook deze "bescheiden overleggen.
Do heer SCHEFFELAARIk schijn dus niet gedwaald te he "bh en.
Do VOORZITTER: Het gaat hier over twee soorten bescheiden, ten lo_
die,welke de Commissie bij hot aanvangen haror werkzaamheden aan mij
als Voorzitter van den Raad gevraagd heeft, n.l. journalen,grootboe
ken, enz., stukken welke dus rechtstreeks tot de gemeentelijke admini
stratie behooren,en welke,naar ik van de ambtenaren verham,alle weer
door de Commissie zijn teruggegeven, en ten 2o stukken welke ontstaan
zijn gedurende de werkzaamheden der Commissie. Dat kunnen zijn: notu
len, relazen van getuigenverhoor van personen die in verband mot een
of andere zaak gehoord zijn, brieven of afschriften van brieven,die
door de Commissie gezonden zijn aan personeninstellingen of autori
teiten en antwoorden welke hierop zijn ingekomen. Die soort van bo-
scheiden in het bijzonder heb ik gemeend als Voorzitter van den Raad
te moeten vragen aan de Commissie met de duidelijk omschreven bedoe
ling zo voor de leden ter visie te leggen.
Het maakt op mij een verwarden indruk dat de heer van As,toen hij
in eerste instantie sprak,tusschen den Raad en de Commissie een ver
gelijking maakte met een vijandigen troep die tegenover oen andoren
vijandigen troep stond, die zijne bescheiden, de 'wapens,niet wilden
afgeven. Het is een eigenaardige opvatting,en ik weet niet of die
door do geheele Commissie gedeeld wordt,dat de Commissie ad hoc,die
uit en door den Raad benoemd is,tegenover den Raad zou staan als een
vijandigen troep. Hot maakt toch wel oen vreemden indruk dat de Voor-r
zitter van de Commissie ad hoe meent dat het andere doel van den Raad
vijandig tegenover hem staat. Dat zou absoluut in strijd zijn met het
bewijs van vertrouwen,dat de Raad aan de Commissie gegeven heeft,
door haar die taak op te dragon. Wanneer men mij vraagt waarom ik als
Voorzitter de stukken opgevraagd heb,dan moet ik zeggen dat het is
voor een goede en degelijke behandeling van do gemeentelijke aange
legenheden. Ik meen den plicht te hebben tegenover den Raad om te
zorgen dat de Raad bij de verschillende aangelegenheden de beschik
king heeft over allo mogelijke gegevens. Immers de Commissie komt
met het rapport in den Raad en zegt,dat is ons rapport. Zo doet aan
hot einde van het rapport een voorstel,ze stolt voor oen conclusie te
nemen en nu zou de Raad er eenvoudig genoogon mee moeten nemen,dat do
bescheiden,waarmede het rapport is opgebouwdniet ter visie van allo
leden van den Raad zouden komen. Wanneer Burgemeester en Vifethouders
een voorstel doen en daarbij niet voegen alle adviezen,stukken en
beschoiden die op het voorstel betrekking hebben,wat zou dan door do
leden worden gezegd?
Wanneer men thans genoegen neemt met oen rapport zonder meer,en
dit de opvatting van den Raad is,dan is door Burgemeester en Wethou
ders al veel overtollig werk gedaan en zou de Raad laten blijken dat
bij hom zelfstandigheid ontbreekt. De Raad heeft zelf als souveroin
de geheele verantwoordelijkheid voor ieder besluit dat hij neemt. Dus
ook voor het aannemen van de conclusie der Commissie. Do Raad hoeft
eveneens de verantwoordelijkheid te dragon voor do benoeming van het
grootste gedeelte van het College van Burgemeester en Wethouders
alsook voor de benoeming eener Commissie ad hoe. Ligt daar echter in
opgesloten,dat alles wat voorgelegd wordt aan den Raad,maar eenvoudig
zal worden aangenomen? Door den heer Juten is opgemerkt dat dit rap
port anders behandeld zou worden dan andere rapporten. Ik meen juist
door de wij ze,waarop ik Voornemens bon de behandeling te doen plaats
vinden,te zorgen voor een gelijke- en een loyale behandeling van het
rapport, door allo leden van den Raad in de gelegenheid te stellen net
kennis van zaken over de conclusies te oordeel en,en daarvoor moet de
Raad kunnen beschikken over do bescheidendie de Commissie tot.haar
beschikking had, toon ze do conclusias nam. Door don hoer Jutonis ook
n°g gezegd,dat de Raad niets anders te doen had,dan hot rapport in te
zien,en dat rapport niet te becritiseerenIndien het do bedoeling
is het rapport te beoordeel en in afbrekendon zin,dan heeft do heer
Juten gelijk, dat hij niet aan de beraadslagingen wonscht deel te
nomen. Dat mag echter de bedoeling van de loden van don Raad niet zyn,
maar zoovor ik den Raad kon,staat hij niet met oen dergelijk voorop
gezet voornemen tegenover dat rapport. Hij staat daar tegenover als
tegenover een rapport eener commissie,waarin hij vertrouwen stelt.