- 228 -
Uiteraard kan geen enkele toezegging in deze worden gedaan.
Het college is van oordeel, dat het bij oprichting van een regionale
milieudienst gewenst is, zich daarbij te voegen in de huidige bestuur
lijke regelingen. Zo is de regionale samenwerking van bouwtoezicht
West-Brabant een historisch gegroeide samenwerking, die een groot
gebied bestrijkt en bij de burger niet zo duidelijk overkomt als de
gewestelijke samenwerking die veel meer een regio is, waar meerdere
duidelijke verbanden liggen. Een regionale milieudienst zou het college
ook inderdaad in de stadsgewestelijke samenwerking gaan zoeken.
Daar niemand verder nog het woord vraagt constateert de voorzitter,
dat zonder hoofdelijke stemming, overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders en het advies van de commissie voor algemene zaken
is besloten om te gaan praten met het bestuur van het stadsgewest Breda,
over de onderwerpen die in het voorstel zijn genoemd.
17. Hierna stelt de voorzitter het aanvullend agendapunt aan de orde, wat
betreft een voorstel van burgemeester en wethouders tot het aanvragen
en aanvaarden van een bijdrage ineens in de kosten van woningaanpassing
van een mindervalide.
Overeenkomstig dit voorstel en het advies van de commissie voor huis
vesting en milieuzaken wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
18. Alvorens tot de rondvraag over te gaan geeft wethouder Vermeulen nog
antwoord op een in het begin van deze vergadering door mevrouw van
Bezooijen gestelde vraag over de hinderwetvergunning voor de verkoop van
vuurwerk.
Op grond van de Wet Gevaarlijke Stoffen werd tot nu toe aan de ver
kopers van vuurwerk vergunning verleend tot het bewaren van vuurwerk.
Een en ander natuurlijk onder bepaalde voorwaarden. Inmiddels is geble
ken, dat het wenselijk is het bewaren van vuurwerk te doen geschieden met
een doorlopende hinderwetvergunning, die ook voor het college beter contro
leerbaar is.
In verband daarmee zijn de verleende vergunningen met ingang van 1
januari 1978 ingetrokken. De handelaren hebben in augustus j.l. hiervan
bericht ontvangen en dus l| jaar de tijd om voor 1 januari 1979 een
hinderwetvergunning te verkrijgen.
De voorzitter beantwoordt hierna enkele door de heer van Kuijck in-
gediende vragen en deelt allereerst mee, dat de schriftelijke beant
woording bij de stukken voor de volgende vergadering ter inzage zullen
worden gelegd. Allereerst betreft het een informatie naar de MIRO-
vestiging. De gemeente heeft een verzoek ontvangen van de detailhandels-
groep Ahold B.V. om een zelfbedieningswarenhuis van MIRO hier in
Etten-Leur te mogen vestigen. Het college heeft in deze nog geen stand
punt bepaald, maar het ETIN een onderzoek naar de regionale distributie-
planologische aspecten van een dergelijke vestiging opgedragen.
Een tweede vraag van de heer van Kuijck betrof weer de bejaardenflat.
Hiervoor worden de ruimtelijke en stedebouwkundige mogelijkheden onder
zocht. De gemeentelijke stedebouwkundige is van oordeel, dat de stede-
bouwkundige mogelijkheden op het terrein als door de heer van Kuijck
gedacht, niet zodanig zijn, dat er een gebouw van die omvang gebouwd
zou kunnen worden. Het college is van oordeel, dat in dit gebied vooral
ook het stedebouwkundig effect een grote rol moet spelen. Getracht wordt
om op deze plaats een meer in de omgeving passend bouwwerk te realiseren.
De suggestie daarvoor zijn onlangs reeds in de commissie ruimtelijke
ordening behandeld. Het college beraadt zich momenteel over het commissie
advies. Ook de commissie staat afwijzend tegenover een flat met een groot
aantal bouwlagen. Toch zal ernstig getracht worden om ook voor bejaar
den in de onmiddellijke omgeving van het wooncentrum woongelegenheid
te creëren.
Naar aanleiding van deze mededeling zegt de heer van Kuijck te
wensen, dat de stedebouwkundige niet de "zwaarste" stem krijgt in deze
aangelegenheid. Hij heeft meermalen ervaren, dat deze mensen ook echte