-1 04-
De raad der gemeente Etten-Leur;
"Gehoord het minderheidsstandpunt van ëen van de leden van het college
van burgemeester en wethouders dezer gemeente ten aanzien van hoofdstuk 4
van bovengenoemde nota,welke handelt over de verkoop van premie en
won ingwe twon ing en
besluiten:
niet tot verkoop van premie en woningwetwoningen over te gaan, omdat
1. er een enorme grote behoefte is aan goedkope huurwoningen;
2. er ook nog een beleidsombuiging plaats vindt ten aanzien van de
categorie inschrijving;
3. de afspraken welke zijn gemaakt bij de wethoudersverkiezingen in 1974
over dit punt".
De voorzitter zegt de motie te zullen behandelen bij hoofdstuk 4.
Wethouder Vermeulen voegt er nog aan toe, dat niet nagelaten zal^worden,
als genoemd hoofdstuk toch zal worden aangenomen, dit raadsbesluit bij
de instanties ter kennis te brengen en dit raadsbesluit tot schorsing
of zelfs ter vernietiging voor te dragen.
De voorzitter geeft het woord aan de heer Geerts die zich conformeert
aan het standpunt van wethouder Vermeulen.
De heer Geerts gaat over tot een uiteenzetting van de genoemde argumenten
en zegt
'Mijnheer de voorzitter, allereerst wil ik duidelijk stellen, dat, hoewel
wij tegen de verkoop van het gemeentelijk woningbezit zijn, het in zijn
algemeenheid correct vinden, dat ook de mensen met lagere inkomens over
een eigen woning kunnen beschikken. Ook dat de woningen daartoe ver beneden
de marktwaarde worden overgedragen. Want immers juist de lagere inkomens
groepen krijgen niet de subsidie via belasting aftrek die de hogere inkomens
genieten. De lagere overdrachtsprijs is in feite alleen een financiële
gelijkstelling. Waarom wij dan ook in de Etten-Leurse situatie tegen de
verkoop van het gemeentelijk woningbezit zijn, omdat er een groot tekort
is aan goedkope huurwoningen en wij van oordeel zijn, dat het belangrijker
is zoveel mogelijk mensen aan een betaalbare woning te helpen dan een
aantal aan een eigen woning.
Hoe is nu de situatie?
Van de 816 woningzoekenden per 1-1-1977 wenst 424 of 52% een huurwoning
beneden 250,per maand.
169 woningzoekenden hebben een inkomen beneden 20.000,— bruto per maand.,
We kunnen dus concluderen, dat de maximum huur van f 250, niet
overvraagd is.
De nieuwbouwwoningen in de woningwetsector zullen meer dan 300, per
maand gaan kosten. Jaarlijks komen ca. 250 woningen vrij door verhuizing,
waarvan een deel in de goedkope sector, dit is bij lange na niet genoeg om
de vraag te dekken.
Etten-Leur steekt in deze ongunstig af bij de landelijke verhoudingen,
omdat een veel groter deel van de woningen van recente datum zijn.
Verder moet in overweging worden genomen, dat de huurwoningen van beleggers
zolangzamerhand ter verkoop zullen worden aangeboden, wat ook een wissel zal
trekken op het beschikbare huurwoningen aantal. Ook zal de komende jaren het
aantal nieuw te bouwen huurwoningen klein zijn tegenover de eigen woning
sector, omdat de nieuwbouwpremieverhuur nog nauwelijks realiseerbaar is
tegenover de premieverkoop, gezien ook hier de fiscale verschillen.
De positie van de risicoreserve is niet rooskleurig te noemen, doch
vraagt beslist niet om een algemene verkoop van woningen. Wij zijn ook van
oordeel, dat een risicoreserve niet als bedrag aanwezig behoeft te
Het saldo van inkomsten en uitgaven is in feite bepalend voor de gezon
heid van deze pot.
De verkoop van goedkope huurwoningen zal het aantal jaarlijks vrijkomende
woningen behoorlijk inperken. Enerzijds zijn daar een aantal kopers, die
anders binnen althans een aantal jaren een nieuwbouwwoning zouden hebben
gekocht. Anderzijds zal op het terrein van de doorstroming naar duurdere
woningen een negatief effect ontstaan, of omdat mensen^Ae niet mogen
ÜO V