- 97 -
Zuijdwijk, die geen behoefte heeft aan deze cijfers, dat toch onderkend
dient te worden, dat er een mogelijkheid is, zoals dat met prognoses meer
het geval is, dat men na verloop van tijd ontdekt dat dergelijke prognoses
niet helemaal juist waren berekend. In feite is dat nu al het geval.
De voorzitter stelt, dat men dan in ieder geval de ruimte moet geven om
de mogelijkheid van bijstelling in te bouwen. De voorzitter zegt de
discussie over de inwonertallen nu niet verder te gaan voeren maar wil
eerst meer inzicht krijgen in de wijze waarop die prognoses tot stand zijn
gekomen en waarom die cijfers van variant 2 in eerste instantie nu wat
zijn bijgesteld. Een van de correetiefactoren is het pijp
lijneffect, hetgeen betekent, dat er nu al bepaalde plannen in uitvoering
zijn waarmee men toen geen rekening heeft gehouden een tweede factor is
het feit, dat men de periode,die men in variant 2 in eerste instantie tot
1990 had laten lopen,nu heeft gebracht tot 1992; ten derde heeft men
een verruiming aangebracht in het beleid ten aanzien van de sociale en
familiale indicatie. De voorzitter zegt deze 3 punten even te willen noemen,
die mede aanleiding zijn geweest,dat die inwonertallen nu wat anders zijn.
De voorzitter benadrukt nogmaals deze cijfers niet meer te willen zien
als een indicatie en dat de raad zich daar nu nog niet over uit kan spreken
Daarover zal dus opnieuw beraad plaats vinden bij de behandeling van de
voorontwerpfase van het struktuurplan.
Vervolgens gaat de voorzitter in op het betoog van de heer P. Luijkx.
De voorzitter zegt, dat de heer Luijkx nog eens zeer duidelijk heeft
onderstreept, dat hij het eens is met deze nota en met hem de fracties
waarvoor hij sprak. Voorts zegt hij, dat de beleidsombuiging
geen afbreuk mag doen aan de subregionale functie. Het college is het
hiermede eens.
De voorzitter merkt op, dat ten aanzien van de uitbreiding van werk-
terreinen waar ook in de commissie ruimtelijke ordening over gesproken is
daarover nu nog geen uitspraak gedaan kan worden maar dat daarop in een
aparte nota zal worden teruggekomen, om te zien of die uitbreiding op
dit moment nodig is.
De voorzitter zegt, dat dit globaal een eerste reactie is op de diverse be^
togen van defracties en dat er nu overgegaan zal worden op de pagina gewij
ze behandeling van de nota en dat de raad dan kan terugkomen op bepaalde
doelstellingen of subdoelstellingen.
Vervolgens de paginagewijze behandeling:
Pagina 1 t/m 7 die zich toespitsen op het basisdoel, zegt de voorzitter
begrepen te hebben dat de raad er geen kanttekeningen bij wil plaatsen.
De voorzitter geeft het woord aan de heer Geerts.
De heer Geerts merkt op dat hij ten aanzien van blz. 3 een kleine
wijziging wil voorstellen en dat is dat de functionele positie van
Etten-Leur voor het middengebied van West-Brabant voor een groot deel
gehandhaafd moet worden.
De voorzitter vraagt of de raad hierover nog meer opmerkingen wil maken
en zegt vervolgens dat het nu niet noodzakelijk is om uit te gaan leggen
of het nu gaat over een groot deel van West-Brabant of een groter deel van
West-Brabant.
Er staat: "De functionele positie die Etten-Leur inneemt in het midden
gebied van West-Brabant, dient naar onze mening ook in de komende
struktuurplanperiode voor een groot deel gehandhaafd te worden.
De voorzitter vraagt of de heer Geerts dit nog nader wil toelichten.
De heer Geerts antwoordt, dat de werkgelegenheidsfunctie het Etten-Leurse
deel wat meer in overeenstemming zou moeten brengen met de regionale andere
werkgelegenheidsverschaffers en dat niet zoals in het verleden is gebeurd,
Etten-Leur 70% van de uitbreiding van de werkgelegenheid voor haar reke
ning blijft nemen. Hoewel dit op zichzelf een geweldige prestatie is
aldus de heer Geerts, is hij van mening dat er ook aan de anderen iets
meer ruimte dient te worden opengelaten.
Vervolgens vraagt de voorzitter wie hierover nog iet;s wil zeggen.
Niemand wil hierover nog het woord, waarna de voorzitter voorstelt