-
4i_ o
1 4 4.
-76-
Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeen
te Etten en Leur, gehouden op vrijdag, 16 oktober 1959, des namiddags
te 7.50 uur ten gemeentehuize.
Aanwezig: J.P. Godwaldt, voorzitter.
A.P. Snijders, secretaris.
Alle raadsleden, nadat tijdens de behandeling van agenda
punt 2 ook de heer A. Luijkx is gearriveerd.
1 De voorzitter opent de vergadering met gebed, verwelkomt de leden
"in wijst als voorstemmer voor deze vergadering aan nr. 8 van de pre
sentielijst, de heer Duijnstee.
Na gewezen te hebben op het spoorwegongeluk van enkele maanden
terug waarbij drie gemeente—arbeiders het leven lieten, deelt de
voorzitter mede, dat thans wederom een personeelslid door een tra-
gisch verkeersongeluk om het leven is gekomen, n.l. de heer Bouwmans.
Spreker vervolgt dan:
"Wij verliezen in de heer Bouwmans een zeer bekwaam, deskundig en
integer ambtenaar; een braaf en rechtschapen mens. In deze vergade
ring zult U nog verschillende prae-adviezen van zijn hand te behande-
len krijgen. Alles wat met de initialen "Bs" getekend is, is nog van
de'heer Bouwmans. Moge Onze Lieve Heer hem de eeuwige rust geven en
zijn familie en verloofde de nodige troost bij dit zo grote verlies".
2 Nadat de voorzitter een korte verklaring gaf van de moeilijkheden
in september nog een raadsvergadering te beleggen, deelde hij
mede, dat thans na deze vergadering over veertien dagen reeds een
volgende vergadering zal worden belegd.
Vervolgens wordt de vaststelling van de notulen van de vergadering
van 17 juli 1959 en van de spoedeisende vergadering van 21 augustus
1959 aan de orde gesteld.
Met betrekking tot de notulen van 21 augustus merkt de heer Wil-
lem.se op, dat het voorstel om een richtingaanwijzer te plaatsen ter
hoogte van Stationstraat-Baay, niet van de voorzitter is uitgegaan,
zoals abusievelijk in de notulen vermeld, maar van hem. De voorzitte
beaamt dit en zegt hiervan aantekening te zullen laten houden.
De heer Duijnstee zegt begrepen te hebben, dat de brief van burge
meester en wethouders aan gedeputeerde staten betreffende de z.g.
zandkwestie tevens als antwoord is bedoeld op zijn in de vorige
raadsvergadering gestelde vraag. In verband daarmede informeert hij
thans in°hoeverre burgemeester en wethouders reeds uitvoering hebben
gegeven aan hun daarin vermelde voornemen om bepaalde objecten na
aanbesteding aan derden op te dragen of in regie te laten uitvoeren.
De voorzitter belooft, eventueel in een aparte nota, hierop nog
eens terug te zullen komen.
De heer Willemse merkt naar aanleiding van de betreffende brief
aan gedeputeerde staten op, dat naar zijn mening dit rapport de juis
te gang van zaken niet juist weergeeft. Verschillende raadsleden zul
len°uit dit rapport ook hebben moeten concluderen, dat het met dat
zand zo1n vaart niet loopt. Nog erger vindt spreker de beschuldi
gingen geuit aan het adres van de commissie Openbare Werken. Deze
commissie heeft hier echter niets mee te maken. Het rapport is van
hem persoonlijk en zonder medewerking of medeweten van de commissie
uitgebracht. Ook de beschuldiging aan het adres van de directeur van
Openbare Werken is ongegrond. Hij stelt daarom voor om dit rapport
1 ...J. A '4
j: 4 j J- ;J .A
v -i ...I: 4: n !i - -
'.l J 4 4
-ciLlO i 'O 'J tO
i 4 I 4
xo -
,j 'i :'1 <0:i -X X
O ;i -
4x f 4 4 -.4 4.
4 :;1'' ..4 - 4 'i. - -
- V
-4'
'1
X
V