f; _Zf9_ Dit omdat hiermede de industriespreiding naar een geschikte kern^ in West-Brabant zeker niet wordt bevorderd en gediend, degenen uit Leur die naar het E.T.I. zijn geweest, zullen dit ook wel begre- n JL.w penfen mocht dit nog niet het geval zijn dan zou een bezoek aan pgn Raag hen zeker overtuigen, dat het voorstel om het gepremieer de industrieterrein in Leur te leggen, niet haalbaar en onjuist is. Het was juist mijn streven met de gespreksgroepwijkraad Oi dorpsraad uit Leur een bespreking te hebben om hen te doen inzien, dat deze wens om het industrieterrein in Leur te projectereneen beetje waanzin is in de grote beleidslijn, welke hier landelijk en regionaal wordt opgevolgd. Verder wijst spreker op het verschijnsel, dat de Leurenaar niet „raaf" naar Etten gaat werken, maar de voorkeur geeft aan Breda, apj; lijkt spreker een gevaarlijk experiment, om in Leur op groot scheepse wijze te industrialiseren. "Dit wil niet zeggen, dat we enin-e industrievestiging in Leur zouden afwijzen. Er moet iets ge beuren om Leur te integreren in de ontwikkeling die er m Etten gaande is om de tegenstelling tussen beide plaatsen zoveel mogelijk tea- te nemen". Spreker verzoekt de heer Duijnstee om burgemeester en°wethouders nog eventjes de tijd te geven om dit probleem wat meer uit te diepen. Hij verzoekt de raad om in ieder geval nu te besluiten om de eerstvolgende uitbreiding van het industrieterrein met 25 ha veilig te stellen en hiervoor de premie voor de eerste vijf jaren aan te vragen, de rest kunnen we veilig aanhouden tot na het gesprek met de Leurse groep. De heer A. Luijkx geeft hierna nog even een verslag van het be zoek van enkele mensen uit Leur aan het E.i.I. in Tilburg, waarop de voorzitter zoëven doelde. Hij is inderdaad tot de conclusie ge komen dat Leur voor het industrieterrein niet in aanmerking kan worden gebracht. Wel bepleit hij een grotere zorg van de zijde van de -emeente voor de Leurse gemeenschap, opdat de ontwikkeling al daar gelijke tred zal kunnen houden met die van de Ettense gemeen- De heer Braat onderstreept nog eens het standpunt, wat de voor zitter heeft bepleit. Deze zaak moet breder gezien worden en hij pQkt het een verkeerde politiek, wanneer er steens naai gestreefd wordt om in Leur te krijgen wat Etten ook heeft. Wel dient be vorderd te worden het zien van Etten en Leur als een gemeenschap. Daarom wil hij nog eens wijzen op zijn suggestie, gedaan in de commissie van financiën, om de ontworpen provinciale weg Zevenber- e-en-Rijsbergen niet tussen Etten en Leur door - dit wordt weer een nieuwe scheidingslijn - maar ten oosten van Leur te projecteren, dan kunnen we Etten en Leur meer aan elkaar bouwen, waardoor de grotere gemeenschapsgedachte bevorderd zal worden. De voorzitter benadrukt nog eens, dat de gemeente Etten en Leur door deze aanwijzing een bepaalde taak te vervullen gekregen heb ben in het hele oude ontwikkelingsgebied van Rucphen, Hoeven en Oudenbosch, om niet te zeggen in heel 'West-Brabant. Dit grote streekbelang mag toch eigenlijk door uitstel niet in gevaar ge bracht worden door toe te geven aan een zeker Leurs "chauvinisme". Ik geloof, dat zelfs Leurenaren hier dit niet zouden willen. Boven dien zou het toch dwaas zijn, om op korte afstand twee industrie terreinen met de daaraan verbonden dure voorzieningen aan te leg gen. Dat overigens speciale aandacht dient te worden geschonken aan de ontwikkeling van Leur beaamt de voorzit bei en vo e. Dringend nodig is nu de aanwijzing der eerste phase. Voor ae rest wil hij dus wel aan het verzoek om uitstel voldoen. s 0 hcfp

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1959 | | pagina 202