ie i Ir »D*ie r ,n - i 3 n >Iv 01 9( ae mo f -35- De heer A Luijkx vraagt of de brandweer-babyspuit in Leur niet gemotoriseerd kan worden, waarop de voorzitter mededeelt, dat de brandweerinspectie daar niet voor is, omdat zij van oordeel zijn, dat de brandweerwagens van Etten snel genoeg ter plaatse aanwezig kunnen ziin. Van de andere kant kan spreker zich echter ook wel voorstellen, dat bij de Leurse brandweerlieden de animo vergaat, als ze bij brand met een karretje te voet moeten uitrukken, dik wijls tot hilariteit van de bevolking. De commandant van de brand weer heeft hem nu persoonlijk gevraagd of uit de lopende begroting voor de brandweer niet een eenvoudig bestelwagentje kan worden aan geschaft Dit is nog niet in de vergadering van burgemeester en wethouders geweest, maar spreker voelt hier veel voor. In de volgen- de vergadering zullen terzake meerdere mededelingen worden gedaan. De tweede vraag van de heer A. Luijkx betreft de verontreini ging van de afvoersloot van de conservenfabriek "De Bremberg» te Leur. Dit behoeft dringend verbetering en de eigenaar heeft reeds alle mogelijke medewerking toegezegd. Wethouder Pijs zegt het toe te juichen, dat de heer van Vleuten dit' standpunt inneemt. Er zal spoedig met hem hierover contact worden opgenomen. Aan de betreffende instanties zullen terzake ad. viezen worden ingewonnen, waarna zeer zeker tot een goede oplossing zal worden gekomen. De heer van Kuijck informeert of van de plaatselijke middenstand al een verzoek is ontvangen met betrekking tot de winkelsluiting. De voorzitter antwoordt, dat dit inderdaad het geval is en dat dit verzoek in de eerstvolgende vergadering van burgemeesteren wethouders behandeld zal worden. Enkele bestuursleden zijn hiervoor persoonlijk bij hem geweest. De heer Duijnstee vraagt tenslotte de aandacht voor de school— tandheelkundige verzorging. Voor de volksgezondheid acht hij dit van groot belang en vraagt of dit ook voor onze gemeente niet moge- lijk is. Dit zou bijv. al bereikt kunnen worden door de schooltand- kundige dienst in Breda te vragen om per jaar voor ongeveer 14 da gen een tandarts naar de scholen in onze gemeente af te vaardigen, die dan het gebit van de kinderen onderzoekt en deze eventueel voor behandeling naar de tandarts verwijst. Daardoor wordt bevorderd, dat deze kinderen gecontroleerd worden, terwijl de hieraan verbonden kosten wel tot een bedrag van 5.000,-- beperkt zullen kunnen blijven. De voorzitter merkt op, dat dit nu echt een vraag was om meer gedocumenteerd schriftelijk aan de raad te worden voorgelegd. Burge meester en wethouders hadden dan de gelegenheid om daarop een wat meer uitgebreid antwoord op samen te stellen. Overigens is deze kwestie meerdere malen een onderwerp van gesprek in de vergade ringen van de schoolartsendienst geweest. Daarbij bleek echter, dat noch de schoolartsen, noch, blijkens informatie, de tandartsen hier erg enthousiast over zijn. Op het moment is de situatie zo, dat de schoolartsen bij hun onderzoek ook het gebit betrekken en de kinderen zo nodig naar de tandarts verwijzen. De heer Braat zegt, dat men zich bij deze zaak wel moet reali seren, dat voor het welslagen van welke regeling dan ook, men aller eerst verzekerd moet zijn van de medewerking der ouders. En daar verwacht hij in deze gemeente nog niet zoveel van. Met de kinderen zelf is dan niet veel te bereiken. Daarom is indertijd met de schoolartsen afgesproken, dat zij ook speciale aandacht aan de "t3.nd.V6vzoiling d.©p kind.©!1©!! zullsn sch.©nk©n» ;V:-i ?v -■ 1 UfiV :i J -1 r 1 af - i r

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1959 | | pagina 188